tegen het lijf lopen (v) (persoon) | stoßen auf (v) (persoon) |
tegen het lijf lopen (v) (elkaar treffen) | in die Arme laufen (v) (elkaar treffen) |
tegen het lijf lopen (v) (persoon) | zufällig treffen (v) (persoon) |
tegen het lijf lopen (v) (elkaar treffen) | zufällig treffen (v) (elkaar treffen) |
tegen het lijf lopen (v) (elkaar treffen) | zufällig wieder treffen (v) (elkaar treffen) |